De oorlog tegen Rishi: waarom het doorgaat na zijn dood
Op 24 november vorig jaar schoot de Haagse politie de zeventienjarige Nederlandse staatsburger Rishi Chandrikasing dood op station Holland Spoor. Toen de politie werd verteld dat een gewapende man iemand op het station had bedreigd, achtervolgden drie agenten Rishi met getrokken pistool. Even later werd hij fataal geraakt in de nek. In zijn zakken zijn alleen sleutels gevonden, en een telefoon.
Aanvankelijk werd de schutter beschuldigd van doodslag. Na druk van Rishiʼs familie en hun advocaat heeft het Openbaar Ministerie (OM) moord toegevoegd aan de aanklacht. Vorige week echter pleitte de Officier van Justitie voor vrijspraak van de politieman van alle beschuldigingen, omdat het OM vond dat hij alle reden had om aan te nemen dat Rishi ʻvuurwapengevaarlijkʼ was.
Dit volgt op een verklaring van de verdachte agent dat hij dacht te zien dat Rishi naar zijn zak tastte, wat hem de keuze opdrong tussen ʻhij of ikʼ omdat hij ʻdoodsbang wasʼ. Beelden van bewakingscameraʼs laten echter niet zien Rishi naar zijn zak reikte. We zien hem wegrennen met zijn rug naar de politie terwijl het schot wordt afgevuurd. Volgens de politie had hij een bevel tot stoppen genegeerd.
De politieman was in beweging tijdens het schieten, wat een schending is van het politieprotocol. Desondanks concludeerde de Officier van Justitie – die doodslag bewezen acht – dat de schutter moest handelen op een hoge-risicosituatie en daarom vrij is van schuld. Het is onduidelijk of Rishi had kunnen overleven als de politie hem onmiddellijk had gereanimeerd, in plaats van meer dan een minuut te wachten. Dit feit is grotendeels genegeerd, en speelde geen rol in de beslissing van de Officier van Justitie om voor vrijspraak te pleiten.
Framing
Publieke verontwaardiging over de moord en de daaropvolgende rechtszaak is grotendeels uitgebleven, en grotendeels beperkt gebleven tot Rishiʼs sociale kring. Dat komt mogelijk omdat de berichtgeving in de media over de zaak vooral wordt geframed langs de lijnen van verklaringen afgegeven door overheidsinstellingen, hetzij de politie of het OM. Vanaf het moment dat Rishi werd gedood tot op heden, hebben media verder gezorgd dat hij werd gedemoniseerd, door herhaaldelijk te wijzen op het strafblad van de tiener en vermeende sporen van cannabis en alcohol die gevonden zouden zijn in zijn bloed. Het publiek wordt er ook aan herinnerd dat hij per slot van rekening een direct bevel negeerde van een politieagent.
Dit staat in contrast tot de humanisering van de politieagent die voortdurend wordt afgeschilderd als het slachtoffer van een ongelukkig incident, dat zijn leven op zijn kop heeft gezet. Hij vervulde alleen zijn plicht, om het publiek te dienen en te beschermen, zoals het verhaal gaat, en in plaats van lof krijgt hij persoonlijke bedreigingen en een aanklacht tot moord.
Aan de andere kant blijft de horizon van het publieke debat beperkt tot technische aspecten rondom de zaak, zoals politieprotocollen, terwijl tegelijkertijd de problematiek wordt gereduceerd tot een kwestie van een ʻgoedeʼ of ʻslechteʼ burger (ʻWat deed hij daar op dat uur? Hadden zijn ouders hem goed opgevoed, dan had hij nu nog geleefdʼ). De zaak wordt daardoor geïndividualiseerd en geframed als een geïsoleerde gebeurtenis, zodat er geen vragen worden opgeworpen over de bredere context die deze vorm van staatsgeweld voortbrengt, of het stelselmatige karakter van deze moord.
Geen toeval
Het is geen toeval dat Rishi het onderwerp was van dodelijk politiegeweld . Omdat hij een gekleurde man was, werd al bij voorbaat aangenomen dat hij crimineel was en gevaarlijk. Dit wordt bevestigd door een recent rapport van Amnesty International . Dat concludeert dat de politie, als instituut, systematisch gekleurde mensen discrimineert in hun dagelijkse activiteiten , zoals identiteitscontroles, ʻpreventief fouillerenʼ, dataverzameling voor spionage, verkeers-, belasting- en grenscontroles, en zelfs huiszoekingen om ongedocumenteerden op te pakken. De politie, geconfronteerd met deze bevindingen, reageerde door simpelweg te zeggen dat ze ʻongegrond en onjuistʼ zijn.
Een dergelijke ontkenning is in strijd met verklaringen die onlangs zijn afgelegd door voormalige Haagse politieagenten. De politie, zeiden ze, is racistisch, gebruikt nodeloos bruut geweld, en houdt elkaar de hand boven het hoofd.
Een van de uitingen daarvan is de dood van de 22-jarige Ihsan Gürz in 2011. Na te zijn gearresteerd voor een vermeende woordenwisseling met een restauranteigenaar, werd de Nederlands-Turkse man gemarteld, uitgekleed en bewusteloos in een politiecel gedragen. Ihsan overleed uren later. De politie en de Officier van Justitie negeerden de tekenen van marteling op zijn lichaam, en beweren in plaats daarvan dat de doodsoorzaak een overdosis cocaïne was. Een autopsie werd uitgevoerd in Turkije, maar vertoonde geen tekenen van druggebruik.
De schimmige zaak van Ihsanʼs dood in de handen van de politie geeft een parallel aan de zeer waarschijnlijke vrijspraak van de agent die Rishi doodde. Beide vormen een getuigenis van hoe de verschillende Nederlandse instituten (politie, justitie en OM, medische instellingen, ʻdeskundigenʼ en media) een cultuur consolideren van straffeloosheid die een ruimte openlaat (grijs gebied) voor de politie om excessief geweld te gebruiken in het algemeen en tegen gekleurde mensen in het bijzonder. Een besef van deze ʻonaantastbaarheidʼ kan de individuele politieagent alleen maar aanmoedigen bij de uitoefening van bruut geweld.
Dit is misschien niet verrassend, misschien zelfs noodzakelijk, gezien de opkomst van neoliberalisme als doctrine die de staat propageert als hoeder van de openbare orde in dienst van de vrije markt, in plaats van leverancier van basale sociale zekerheid. Als gevolg daarvan worden de sociale problemen, zoals de groei van sociaal-economische ongelijkheid behandeld als veiligheidsproblemen. Met andere woorden, gekleurde mensen, ongedocumenteerden, migranten, jongeren, daklozen en de arbeidersklasse – degenen die het meest kwetsbaar zijn voor het neoliberale beleid en de steeds agressievere bezuinigingsmaatregelen – worden beschouwd als gevaar voor de openbare orde en moeten worden aangepakt door de politie, rechtbanken, en het gevangenissysteem.
Rishi, die een dergelijke ʻbedreigingʼ vertegenwoordigde, moest worden gestraft, gedisciplineerd, gedemoniseerd en uiteindelijk gedood. Daarom blijft zelfs na zijn dood een oorlog tegen hem gevoerd worden. De publieke stilte over zijn moord laat ons achter met een angstwekkende vraag: wie zal de volgende zijn, en wanneer?