Preliminary Report of the Truth Committee on Public Debt of Greece
18 June by Truth Committee on the Greek Public Debt
The Truth Committee on Public Debt (Debt Truth Committee) was established on April 4, 2015, by a decision of the President of the Hellenic Parliament, Ms Zoe Konstantopoulou, who confided the Scientific Coordination of its work to Dr. Eric Toussaint and the cooperation of the Committee with the European Parliament and other Parliaments and international organizations to MEP Ms Sofia Sakorafa.
Members of the Committee have convened in public and closed sessions, to produce this preliminary report, under the supervision of the scientific coordinator and with the cooperation and input of other members of the Committee, as well as experts and contributors.
This is the link to the report in English: http://cadtm.org/IMG/pdf/Report.pdf
Below follows the Executive Summary of the report from the Debt Truth Committee in Dutch. It is translated into Dutch by the Transnational Institute in Amsterdam:
Samenvatting van het verslag van de Waarheidscommissie Schuld
17 juni door de Waarheidscommissie Schuld
In juni 2015 staat Griekenland op een kruispunt. Het land moet óf kiezen voor het voortzetten van de mislukte macro-economische aanpassingsprogramma’s opgelegd door zijn schuldeisers, of voor echte verandering om de ketenen van de schuld te verbreken. Vijf jaar nadat de economische aanpassingsprogramma’s in gang zijn gezet, zit het land nog altijd muurvast in een diepe economische, sociale en ecologische crisis. De zwarte doos van de schuld blijft hermetisch gesloten en tot nu toe heeft geen enkele bevoegde instantie, Grieks dan wel internationaal, gepoogd om de waarheid aan het licht te brengen over hoe en waarom Griekenland is onderworpen aan het regime van de Trojka. De schuld, omwille waarvan niets en niemand is ontzien, blijft de regel door middel waarvan neoliberale aanpassing wordt opgelegd, en de diepste en langste recessie ooit in Europa in vredestijd ervaren.
Er is een dwingende noodzaak en een maatschappelijke verantwoordelijkheid om actie te ondernemen op een waaier aan juridische, sociale en economische kwesties die nodig gericht moeten worden aangepakt. Om hieraan tegemoet te komen, heeft het Griekse parlement in april de Waarheidscommissie inzake de Staatsschuld ingesteld, met een mandaat om een onderzoek in te stellen naar het ontstaan en de toename van de staatsschuld, de manier waarop en de redenen waarom schulden zijn aangegaan, en de impact die de randvoorwaarden verbonden aan de leningen hebben gehad op de economie en de bevolking. De Waarheidscommissie is gemachtigd om de bewustwording te bevorderen rond zaken gerelateerd aan de Griekse schuld, zowel op nationaal als internationaal niveau, en argumenten aan te dragen voor kwijtschelding van de schuld en manieren waarop dit zou kunnen.
Het onderzoek van de Commissie zoals gepresenteerd in dit voorlopige rapport belicht het feit dat het hele aanpassingsprogramma waaraan Griekenland is onderworpen een politiek georiënteerd programma is en blijft. De technische exercitie rond macro-economische variabelen en schuldprojecties – cijfers die rechtstreeks raken aan het leven en de bestaansmogelijkheden van mensen -, heeft het mogelijk gemaakt dat discussies over de schuld zich zuiver op het technische niveau konden blijven afspelen en dan vooral rond het verhaal dat de maatregelen die werden opgelegd Griekenland beter zouden toerusten op het terugbetalen van de schuld. De feiten zoals gepresenteerd in dit rapport zetten grote vraagtekens bij dat betoog.
Al het bewijs dat we in dit rapport aandragen, laat zien dat Griekenland niet alleen niet in staat is tot het terugbetalen van deze schuld, maar die schuld ook niet zou moeten terugbetalen, om de simpele reden dat de schuld die voortkomt uit de regelingen van de Trojka een directe inbreuk vormt op de fundamentele mensenrechten van de inwoners van Griekenland. Op die gronden zijn wij tot de conclusie gekomen dat Griekenland deze schuld niet zou moeten terugbetalen: deze is onrechtmatig, onwettig en schandelijk.
Het is de Commissie ook duidelijk geworden dat de onhoudbaarheid van de Griekse staatsschuld de internationale crediteuren, de Griekse autoriteiten en de commerciële media van meet af aan al duidelijk was. Toch verzetten de Griekse autoriteiten zich, tezamen met enkele andere EU-regeringen, in 2010 tegen de herstructurering van de staatsschuld teneinde financiële instellingen te beschermen. De commerciële media verhulden de waarheid richting de publieke opinie door de zaken zo af te schilderen als zou deze bailout in het voordeel zijn van Griekenland, en tegelijkertijd een discours op te tuigen bedoeld om de bevolking neer te zetten alsof zij gewoon hun verdiende loon kregen voor hun wangedrag.
De steunfondsen waarin de programma’s van 2010 en 2012 voorzagen zijn extern beheerd middels complexe structuren, die elke fiscale autonomie onmogelijk maakten. De aanwending van de steunfondsen wordt volledig gedicteerd door de crediteuren, waarbij in het oog springt dat minder dan 10% van deze fondsen zijn ingezet voor lopende uitgaven van de overheid.
Dit voorlopige verslag schetst de belangrijkste problemen en aandachtsgebieden m.b.t. de staatsschuld, en vestigt de aandacht op belangrijke schendingen van de wet m.b.t. het aangaan van de schuld; het brengt ook de juridische grondslag in kaart op grond waarvan unilaterale opschorting van de schuldaflossingen zou kunnen worden gebaseerd. De bevindingen worden gepresenteerd in negen hoofdstukken, die als volgt zijn gestructureerd:
Hoofdstuk 1, Schuld voor de Trojka, analyseert de aanwas van de Griekse staatsschuld sinds de jaren 1980. Het concludeert dat de toename van de schuld niet te wijten was aan excessieve overheidsuitgaven, die in feite achterbleven bij de publieke uitgaven in andere landen van de Eurozone, maar veeleer veroorzaakt werd door uitkering van extreem hoge rentepercentages aan crediteuren, buitensporige en ongerechtvaardigde defensie-uitgaven, een verlies aan belastinginkomsten als gevolg van onrechtmatige kapitaalvlucht, herkapitalisatie van private banken door de overheid, en de interne onevenwichtigheden die ontstonden door onvolkomenheden in de structuur van de Monetaire Unie zelf.
De invoering van de euro leidde tot een drastische toename van private schulden in Griekenland, waaraan zowel grote Europese particuliere banken als de Griekse banken werden blootgesteld. Een aanzwellende bankencrisis droeg bij aan de Griekse staatsschuldencrisis. De regering van George Papandreou hielp in 2009 om de elementen van een bankencrisis te presenteren als een staatsschuldencrisis door het overheidstekort en de staatsschuld te benadrukken en te vergroten.
Hoofdstuk 2, Ontwikkeling van de Griekse staatsschuld in de periode 2010-2015, concludeert dat het eerste pakket leningen van 2010 primair gericht was op het redden van de Griekse en andere Europese particuliere banken, en de banken in staat te stellen hun belang in Griekse staatsobligaties omlaag te brengen.
Hoofdstuk 3, Griekse staatsschuld uitgesplitst naar crediteuren in 2015, beschrijft het controversiële karakter van de huidige Griekse schuld middels een uiteenzetting van de basiskenmerken van de leningen, die aan een nadere analyse worden onderworpen in hoofdstuk 8.
Hoofdstuk 4, Schuldenmechanisme in Griekenland beschrijft de mechanismen die in het leven zijn geroepen door de overeenkomsten die sinds mei 2010 zijn geïmplementeerd. Die hebben een aanzienlijke hoeveelheid nieuwe schulden aan bilaterale crediteuren en het Europese Financiële Stabiliteitsfonds (EFSF) gecreëerd, terwijl ze tegelijkertijd zorgden voor oneigenlijke kosten die de crisis verder hielpen versterken. Deze mechanismen laten zien hoe het merendeel van de geleende fondsen rechtstreeks is overgeheveld naar financiële instellingen. In plaats van dat zij ten goede zijn gekomen aan Griekenland, hebben zij het proces van privatisering helpen versnellen middels het gebruik van financiële instrumenten.
Hoofdstuk 5, Voorwaarden in strijd met houdbaarheid, laat zien hoe de crediteuren verstrekkende voorwaarden koppelden aan hun kredietovereenkomsten, die rechtstreeks leidden tot de economische uitzichtloosheid en onhoudbaarheid van de schuld. Deze voorwaarden, waaraan de crediteuren nog altijd vasthouden, hebben niet alleen bijgedragen tot een lager BBP en tot meer lenen door de staat, wat weer gezorgd heeft voor een hogere schuldquote, wat de schuld van Griekenland nog onhoudbaarder heeft gemaakt, maar hebben eveneens gezorgd voor dramatische veranderingen in de samenleving en een humanitaire crisis veroorzaakt. De Griekse staatsschuld moet inmiddels als volledig onhoudbaar worden beschouwd.
Hoofdstuk 6, Impact van de “bailout-programma’s” op mensenrechten concludeert dat de maatregelen die onder de “bailout-programma’s” zijn doorgevoerd, rechtstreeks hebben aangegrepen op de leefomstandigheden van de bevolking en hebben gezorgd voor schendingen van mensenrechten die Griekenland en zijn partners onder zowel het nationale als het regionale en het internationale recht gehouden zijn te respecteren, te beschermen en te bevorderen. De drastische aanpassingen opgelegd aan de Griekse economie en maatschappij als geheel hebben gezorgd voor een snelle verslechtering van de levensstandaard en zijn onverenigbaar met sociale rechtvaardigheid, sociale cohesie, democratie en mensenrechten.
Hoofdstuk 7, Juridische kwesties inzake het MoU en de kredietovereenkomsten betoogt dat er sprake is van schending van de mensenrechtenverplichtingen zowel door Griekenland zelf als door zijn geldschieters, d.w.z. de geldverstrekkende landen uit de Eurozone, de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en het Internationaal Monetair Fonds, die deze maatregelen aan Griekenland hebben opgelegd. Al deze actoren zijn in gebreke gebleven als het gaat om het in kaart brengen van de mensenrechtenschendingen als gevolg van het beleid dat zij Griekenland dwongen te voeren. Zij schonden ook rechtstreeks de Griekse grondwet door Griekenland de facto te beroven van het gros van zijn soevereine rechten. De overeenkomsten bevatten oneigenlijke clausules, die Griekenland feitelijk dwingen tot het opgeven van belangrijke aspecten van zijn soevereiniteit. Dat komt letterlijk tot uitdrukking in de keuze voor het Engelse recht als het toepasselijk recht voor deze overeenkomsten, hetgeen het mogelijk maakte om de Griekse grondwet en internationale verplichtingen op het gebied van de mensenrechten te omzeilen.
Strijdigheid met mensenrechten en gewoonterechtelijke verplichtingen, diverse aanwijzingen dat contractpartijen te kwader trouw hebben gehandeld, die samen met het onredelijke karakter van de overeenkomsten, deze overeenkomsten ongeldig maken.
Hoofdstuk 8, Beoordeling van de schulden uit oogpunt van onrechtmatigheid, schandelijkheid, onwettigheid en onhoudbaarheid geeft een evaluatie van de Griekse staatsschuld op basis van de definities inzake onrechtmatige, schandelijke, onwettige en onhoudbare schulden zoals vastgesteld door de Commissie.
Hoofdstuk 8 concludeert dat de Griekse staatsschuld zoals die op 15 juni bestond onhoudbaar is, omdat Griekenland momenteel niet in staat is om aan zijn aflossingsverplichtingen te voldoen zonder zijn vermogen om tegemoet te komen aan basale mensenrechtenverplichtingen ernstig geweld aan te doen. Bovendien verschaft het rapport inzake elke crediteur bewijzen van illustratieve gevallen van onrechtmatige, onwettige en schandelijke schulden.
De schuld aan het IMF moet onwettig worden geacht, omdat de toezegging ervan in strijd was met de statuten van het IMF zelf, en omdat de eraan gekoppelde voorwaarden in strijd waren met de Griekse grondwet, het internationaal gewoonterecht en verdragen waarin Griekenland partij is. Hij is tevens onrechtmatig, omdat de voorwaarden ook beleidsvoorschriften omvatten die inbreuk maakten op mensenrechtenverplichtingen. Tot slot is hij schandelijk omdat het IMF wist dat de opgelegde maatregelen ondemocratisch en ineffectief waren, en zouden leiden tot ernstige schendingen van sociaaleconomische rechten.
Source of the documents: http://cadtm.org/Preliminary-Report-of-the-Truth